Meer over Stichtelijk Woord

Meditaties van ds. E. van Meer

DE HOVENIERSZORG VOOR ZIJN HOF

2. DE VIJANDEN VAN DE HOF

Lezen: Psalm 80

'Het zwijn uit het woud heeft hem uitgewroet.'

Psalm 80:14

Satan ziet met boze ogen aan dat in deze wereld, waarvan hij de overste is, door Christus een Hof des Heeren werd aangelegd. Zoals satan de Hovenier ten dode toe bestreed, zo roept hij ook van eeuw tot eeuw zijn trawanten op om de Hof te verderven.

Sterke stieren van Basan (oversten) stoten een bres in de tuinmuur en vertreden de gewassen met hun logge poten; zwijnen[1] wroeten de wortels der planten bloot; herten en konijnen eten het groen af; rupsen en luizen verstikken de bloesemknoppen.

Behalve de binnendringers zijn er bovendien in de Hof verstorende krachten aanwezig: onkruidzaden, woekerplanten, schimmelziekten en zo meer. De Kerk is altoos onderhevig geweest aan bestrijding. Vervolgingen van buitenaf; ketterijen die uit eigen boezem voortkomen en ongerechtigheden aan de oude mens eigen. Ziedaar de machten welke de Gemeente Gods gestadig bedreigen.

Het is een wonder dat de Hof, ondanks de veelsoortige grotere en kleinere vijanden, niet is verdwenen. De lof daarvoor komt aan de Hovenier toe. Zou Hij laten vervallen wat Hij met Zijn hartenbloed, ter ere van Zijn Vader tot stand heeft gebracht? Zou Hij verwaarlozen wat Hij onder de beademing des Geestes deed uitspruiten en groeien? Nee, nee, Hij is een Waarmaker van Zijn woord. Hij heeft gezegd over de wijngaard: ‘Opdat de vijand hem niet bezoeke, zal Ik hem bewaren nacht en dag’ (Jesaja 27:3).

En wederom: ‘Ik zal om uwentwil den opeter schelden, dat hij u de vrucht des lands niet verderve; en de wijnstok op het veld zal u geen misdracht voortbrengen’ (Maleachi 3:11).

Toen de eerste Adam de Hof moest bewaren, schuifelde de slang aan en Gods Hof werd tot een wildernis; de Tweede Adam zal de kop der slang vermorzelen en de dorre vlakte zal bloeien als een roos. Vrees dan niet! De poorten der hel zullen de Gemeente geenszins overweldigen.

Ds. E. van Meer

Januari / februari 2019

 

[1]Aldus noemt hij (de Psalmdichter) de vijanden en vervolgers van Gods volk, als Ps. 68:31, welke in die tijden inzonderheid waren de Assyriërs en Babyloniërs, als te lezen is 2 Kon. 17:6; 25:1 (kanttekening).

 

 

DE HOVENIERSZORG VOOR ZIJN HOF

3. DE ZORG VAN DE HOVENIER

Lezen: Psalm 115

'Hij zal zegenen die den HEERE vrezen, de kleinen met de groten.'

Psalm 115:13

Er zijn tuinen en parken, waar bij elke plant een bordje is geplaatst dat de naam en verdere bijzonderheden vermeldt. Zo’n bordje treft u dan aan op de hoge bomen, bij de heesters, maar ook bij de kleine, laag groeiende gewassen.

U begrijpt wat ik heden, op grond van de Heilige Schrift, ter vertroosting van Gods volk mag zeggen. Het oog des Heeren is over de ceders, de palmen, de eikenbomen der gerechtigheid; over Abraham en Paulus, over Calvijn en Luther, over Erskine en Van der Groe. Zijn zorg vergeet echter evenmin hen die niet kunnen ontkennen dat de Hemel hun genade bewees, maar die zuchten, dat zij zo nietig zijn in vergelijking met de eiken en ceders. Hun ontbreekt een forse stam, een brede bladerkruin, een overvloed van vruchten. Dwergheesters zijn zij, of mosplantjes.

O, als u maar in Gods hof staat — dan is er geen nood. Misschien bent u gelijk aan een gewas waarvan het onzichtbare gedeelte onder de grond nuttiger is dan de stengels en wat daaraan uitbot. Mogelijk is uw groei zeer langzaam en zou een sneller opschieten schadelijk wezen. Wellicht moet u in de schaduw staan en zou het ongetemperde zonlicht voor u dodelijk zijn. Het kan zijn dat uw bestemming niet is om opwaarts te streven, doch over de aarde voort te kruipen.

Hoe het zij, als u maar in Gods hof geplant bent — dan is er geen nood. Want de Hovenier zal zegenen de kleinen met de groten; allen kent Hij bij name; Hij weet welke verzorging eenieder naar zijn aard behoeft. De tuinman bepaalt de plaats voor een plant: in schrale of in vette grond; hij beoordeelt of zij veel of minder zon, weinig of meer water nodig heeft.

Volk des HEEREN, de Heilige Geest lere u uw eigenwijsheid af te leggen en op de Hovenier te betrouwen; niet u, maar Hij weet wat goed voor u is.

Ds. E. van Meer

Maart /april 2019

 

  1.  

DE HOVENIERSZORG VOOR ZIJN HOF

4. DE PLANTEN IN DE HOF

Lezen Johannes 15:1-16

'Alle plant die Mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden.'

Mattheüs 15:13

Johannes de Doper kreeg aan te kondigen dat de Heere Zijn dorsvloer zal doorzuiveren (Mattheüs 3:12). Wij mogen ook wel zeggen dat Hij Zijn hof zal reinigen.

Menige predicatie uit onze dagen maakt de indruk dat alle kerkgangers ‘koren’ zijn en er geen ‘kaf’ onder hen wordt gevonden. Maar de Schrift leert anders. Houdt het u voor gezegd.

Het lezen van deze meditatie uit dit dagboek op gereformeerde grondslag waarborgt nog niet, dat de lezers en lezeressen zonder uitzondering tot Gods planting behoren.

Hoe ernstig is de les van Johannes 15 vers 2 dat er ranken zijn die geen vrucht dragen. Het zijn ranken: zij staan in betrekking met de Heere Jezus en Zijn Kerk. Ogenschijnlijk is alles in orde en toch ontbreekt het wezenlijke: zij zijn niet één plant met Hem geworden in de gelijkmaking van Zijn dood en opstanding (Romeinen 6:5). Alleen herscheppende genade kan hen nog bewaren voor de verbranding in het vuur.

Sommigen dringen Christus' hof binnen en stellen zich aan of zij goede gewassen zijn. Zulk een veinzerij kan ver gaan, zodat zelfs geoefende gelovigen er door misleid worden.

Ten slotte zullen de hypocrieten (huichelaars) echter openbaar komen; en het zal blijken, dat enkel degenen, die in een weg van wedergeboorte en bekering een plaatsje vonden in 's Heeren hof, bestendigd worden in hun staat en stand. De bede dat de Heilige Geest ons ook in de waarheid omtrent onszelf mag leiden, worde daarom niet overbodig geacht.

Allerlei gewassen worden door de kwekers na verloop van tijd tot meerdere wasdom verplant. Zo zal het eenmaal met u gaan, kinderen Gods. Wanneer u hier enige bloesems en vruchten hebt gedragen uit de wortel des geloofs zet de Hovenier u in de gewesten der zaligheid over. Wat zult u in het nieuwe paradijs tieren, bloeien, geuren en vrucht voortbrengen! Niet uit uzelf, maar door Hem, die u voor Zijn rekening nam.

Ds. E. van Meer

Mei / juni 2019

 

DE SCHEPPING (1)

Lezen: Genesis 1:1-19

'In den beginne schiep God den hemel en de aarde.’

Genesis 1:1

 

Het eerste vers der Schrift brengt een paar gewichtige waarheden naar voren; de eerste zullen wij nu overdenken.

De Heere Heere, Die hemel en aarde formeerde, is de Eigenaar van al wat bestaat en oefent onbetwistbaar Zijn gezag uit over het werk van Zijn handen – dat  is de ene waarheid van onze tekst.

Zijn heerschappij gaat over de heilige engelen, de dienstvaardige troongeesten, maar ook over satan en diens trawanten, de gevallen engelen. De wentelende planeten, de geurende bloemen en de dansende mugjes zijn aan Hem onderworpen.

Gods bewind omvat de volkeren en hun regeerders; temidden van de veelheid der conferenties en vijandelijkheden houdt de Heere de teugels in handen.

Ook uw persoonlijk leven staat onder Gods bestuur. Geen toeval, geen noodlot beschikt over uw wederwaardigheden, doch Híj, aan Wiens regiment niets onttrokken is en Wiens hart in Jezus Christus openbaar kwam.

Telkens dreigen wij in de verbijsterende loop van de gebeurtenissen de waarheid van Genesis 1:1 te vergeten. Hoe nodig is daarom het gebed, dat de Heilige Geest de zekerheid van het geloof in ons legge en beware.

Gelukkig, wie mag belijden: ‘Door genade ben ik Zijn eigendom; ik lig voor Zijn rekening; nu moeten alle dingen medewerken ten goede.’

Ds. E. van Meer

Juli / augustus 2019

 

DE SCHEPPING (2)

Lezen: Genesis 1:20-2:3

'In den beginne schiep God den hemel en de aarde.’

Genesis 1:1

Heden komt de andere waarheid van het eerste Bijbelvers aan de orde: God is de Eigenaar van al wat bestaat; maar dan moet Hij ook door elk van Zijn schepselen worden gehoorzaamd.

Het flonkerende sterrenheir, de gierende storm en de ontluikende roos handelen naar Zijn wetten. Zij doen het evenwel onbewust.

Ach, vele mensen gelijken op de onbezielde schepping en weten niet, dat zij aan de Allerhoogste onderworpen zijn. De broeders die Jozef verkochten, en Nebukadnezar die Jeruzalem verwoestte, waren evenzeer knechten des Heeren als David met zijn Psalmen en Paulus met zijn zendingsreizen.

Het maakt echter een groot verschil, of wij willige dan wel onwillige instrumenten zijn. Van Adam erfden wij de onwil en deze zal zonder hartvernieuwing nooit in ons gebroken worden.

Mochten wij bij ontdekkend Geesteslicht maar last krijgen van die onwil; dan blijft de onmacht ten goede ons evenmin verborgen. Doch dan komt er ook een verlangen naar de Borg Die Gods wil ten volle plaatsbekledend vervulde voor Zijn verkoren gemeente.

En als Zijn verlossing ons toevalt, wordt het zo begeerlijk Gode welbehaaglijk te mogen zijn. Wel verzet de oude mens zich nog gedurig. Niettemin krijgt de levende Kerk te vragen: ‘Leer mij naar Uw wil te hand'len’.

Ds. E. van Meer

September / oktober 2019

 

 

ZONDE EN GENADE

Lezen: Genesis 3

'En de HEERE God maakte voor Adam en zijn vrouw rokken van vellen en toog ze hun aan.’

Genesis 3:21

Genesis 3 gewaagt van zonde en genade. De diepe val van de mens komt hier in zijn oorsprong, wezen en vruchtgevolg openbaar.

Doch naast Gods strafeisende recht blijft Zijn goedertierenheid evenmin verborgen. De belofte van het Vrouwenzaad (15e vers) is het Evangelie in de knop.

En ook in onze tekst geeft de Heere onderrichting aangaande Immanuël en Diens werk. Om rokken van vellen te verschaffen, in plaats van de eigengemaakte, ongenoegzame schorten van vijgenboombladeren (7e vers), moest de HEERE schapen ten offer doen vallen; eerst daarna omwikkelde een blanke vacht de schuldige mens.

Verstaat u de beeldspraak? Wat wij onszelf aanmeten ter bedekking van onze schande moge onze goedkeuring wegdragen – het is nochtans ontoereikend om er een heilig God mee te ontmoeten. Deze bittere waarheid moet ons door de overtuiging des Geestes telkens worden bijgebracht.

Dan kan het echter ook gebeuren, dat het zielsoog ontsloten wordt voor de Middelaar Die als het Lam Gods geslacht is op Golgotha. En Hij werpt Zijn reine Lamsvacht over Zijn ontluisterde, doemwaardige volk om het in Zijn gerechtigheid aan de Vader voor te stellen. Als wij gehuld zijn in de klederen des heils, wordt de roemtaal geboren: ‘Ik ben zeer vrolijk in den Heere, mijn Verlosser en Zaligmaker.’

Ds. E. van Meer

November / december 2019

 

 

 

 

 

 

 

on



  • © hersteld hervormde kerk 2024